Kanker en Vitamine C
Vitamine C werd door de Nobelprijswinnaar Linus Pauling aanbevolen bij de behandeling van kanker. Dertig jaar onderzoek hebben echter geen duidelijk beeld opgeleverd dat die hypothese ondersteunt.Hormonen zoals DHEA voor het eeuwige leven, ’the eternal fountain of youth’, hoge dosis vitamine C tegen kanker, hoge doses vitamine E tegen hart- en vaatziekten en onverzadigde visolie tegen ADHD. Maar hoge doses vitamine E beschermen niet tegen hart- en vaatziekten en de logica achter hoge doses vitamine C (via de mond of via een infuus) is erg dun.
Dat zijn enkele problemen rondom de biochemie van het leven…
Op het internet zijn veel sites die vanuit de invalshoek van de biochemie bepaalde stoffen, supplementen of mineralen aanbevelen voor de behandeling van uiteenlopende aandoeningen. Rijp en groen door elkaar, wetenschappers en kwakzalvers naast elkaar. En de argumenten om bepaalde stoffen in te nemen klinken altijd overtuigend. Ook gepromoveerde wetenschappers hebben sites waar ze aanbevelingen doen over het innemen van deze stoffen. En altijd wordt gesteund op feiten uit de biochemie. Dat klinkt wetenschappelijk.
Een voorbeeld: de behandeling van kanker met vitamine C. Voorstanders van deze therapie bespreken in de media een recente studie uit 2006 waaruit zou blijken dat "hoge dosis Vitamine C direct ingespoten in de aderen en oraal gebruik toch verbeteringen van symptomen kan geven en zelfs levensverlengend kan werken bij mensen met een terminale vorm van kanker. Deze studie beschrijft de effecten van hoge dosis vitamine C bij een drietal patiënten die blaaskanker, nierkanker en lymfklierkanker hadden. De resultaten waren dusdanig positief dat er nu meerdere vervolgstudies zullen worden gedaan."
In hetzelfde medische tijdschrift waar deze drie gevallen in beschreven staan, geven andere oncologen aan dat voor elk van de drie gevallen ook andere medische verklaringen van het lange overleven te geven zijn.
Vitamine C en kanker
De controverse over vitamine C bij kanker is al erg oud. In 1954 lanceerde McCormick de hypothese dat Vitamine C zou werken tegen kanker o.a. vanwege de collageenvorming die erdoor versterkt zou worden. In 1976 hebben Cameron en Pauling studie gedaan naar vitamine C bij kanker.[1] De vitamine C groep bestond uit 100 kankerpatiënten en werd vergeleken met een historische controlegroep. De kankerpatiënten kregen de eerste 10 dagen 10 gram vitamine C intraveneus, waarna gecontinueerd werd met dagelijks 10 gram vitamine C oraal. De vitamine C groep leefde gemiddeld ruim vier maal langer dan de historische controlegroep. Het is natuurlijk duidelijk dat op basis van een dergelijke ongecontroleerde studie geen conclusies getrokken mogen worden, maar Pauling won een Nobelprijs voor biochemie en dan maakt zo’n resultaat van een studie extra indruk. Een tweede studie met een prospectieve opzet werd in hetzelfde ziekenhuis opgezet 294 patiënten werden met vitamine C behandeld en werden vergeleken met een controlegroep onder standaardbehandeling. Het bleek dat de vitamine C groep bijna twee maal zo lang in leven bleef. Maar ook in deze studie werd niet gerandomiseerd.
Een andere onderzoeker herhaalde de studie met twee goed opgezette onderzoeken, elk dubbelblind gerandomiseerd, met in het totaal respectievelijk 100 en 150 kankerpatiënten.[2][3] Hij vond echter geen verschil tussen de placebogroep en de actieve groep. Dit laatste is niet zo vreemd, daar studies met 50-75 patiënten per onderzoeksarm bij kanker meestal niet tot statistisch significante resultaten op de overlevingstijd leiden. Een belangrijk verschil tussen deze studies en die van Pauling was dat bij de gecontroleerde studies 10 gram oraal gedoseerd werd, en er geen intraveneuze voorbehandeling was. Bij de inname van 200 mg vitamine C is de absorptie vanuit de darmen van vitamine C naar het bloed vrijwel compleet en bovendien wordt het ook nog snel met de urine uitgeplast. En bij 1000 mg is de absorptie vanuit de darm maximaal.[4] Meer kan niet opgenomen worden. Dus 10 gram vitamine C oraal heeft geen meerwaarde.
Vanwege de goede opzet van de beschreven gecontroleerde studies heeft de wetenschapswereld verder geen aandacht meer geschonken aan de hypothese dat vitamine C bij kanker zinvol zou zijn. Ook niet na een retrospectieve studie van Cameron, waaraan geen conclusies verbonden kunnen worden.[5] In ieder geval heeft oraal toedienen van hoge doseringen vitamine C geen zin.
Uit studies blijkt dat hoge concentratie vitamine C toxisch is op bepaalde kankercellijnen buiten het lichaam (in vitro).[6] Dierexperimentele studies naar de effecten van vitamine C op kankergroei, gerelateerd aan het gehalte van vitamine C in het bloed zijn echter afwezig. Het is dan ook zinloos om direct de stap te zetten naar het evalueren van de effecten van vitamine C per infuus toegediend, als we nog niet eens weten welke plasmaniveaus van vitamine C een remmend effect hebben op kankergroei in proefdiermodellen. Het celbiologisch onderzoek dat aantoont dat voor bepaalde kankercellen vitamine C toxisch kan zijn wanneer de concentratie groot, is dan ook niet genoeg om vandaaruit direct onderzoek in de mens te doen.
De hypothese van hoge doses vitamine C bij kanker werd daarna omarmd door met name de orthomoleculaire stromingen, en er werden extra argumenten geleverd vanuit de biochemie en de celbiologie. Helaas bleek uit de eerder genoemde studies bij mensen dat er weinig te vinden was van een antikanker werkzaamheid, en als er toch een positieve studie gepubliceerd werd, bleek de methodologie daarvan niet betrouwbaar te zijn.
De biochemische argumentatie die de vitamine C hypothese ondersteunt is het volgende. Kanker wordt in sommige gevallen vermoedelijk veroorzaakt door de productie van radicalen. Deze radicalen stimuleren ongecontroleerde groeiprocessen van cellen Vitamine C kan als anti-oxidant werken, en kan dus hypothetisch radicalen wegvangen. Echter, in hoge doses kan vitamine C ook radicalen vormen, blijkt uit een serie biochemische experimenten. De laatste jaren wordt wel onderzoek gedaan naar middelen met een anti-radicaal werking, die ingezet zouden kunnen worden bij de behandeling van kanker. Echter, er zijn ook stoffen in ontwikkeling die juist via radicaalvorming kankercellen remmen. Hieruit blijkt dus, hoe complex de werkelijkheid is, en dat de biochemische basis van de werking van vitamine C niet zo eenduidig is.
Conclusie
De vitamine C hypothese bij kanker is een voorbeeld van de problematiek die simpel biochemisch denken oplevert. Voor elke hypothese kunnen biochemische bewijzen gevonden worden die achteraf vaak verzameld worden en via reviews een beeld opleveren van de logica van een bepaalde behandeling. Logische argumenten vanuit de biochemie zijn echter niet voldoende. Er kunnen veel andere problemen zijn, zoals de kinetiek van stoffen waardoor bepaalde stoffen bij de mensen toch niet werken. En daarnaast zijn er ook argumenten te vinden die juist een andere kant uit wijzen, maar deze argumenten worden door voorstanders vaak niet beklemtoond. De stap van een biochemische logica naar het innemen van preparaten voor bepaalde ziekten, of om jong te blijven is in het algemeen geen stap, maar een hele trap. Suggereren dat het een logische stap is leidt de consument in de foute richting, en het innemen van grote doseringen vitamine C door patiënten met kanker is daar een voorbeeld van. Een roodoranje stoplicht.
[1] Cameron E, Pauling L. | Supplemental ascorbate in the supportive treatment of cancer: Prolongation of survival times in terminal human cancer. | Proc Natl Acad Sci U S A. | 1976 Oct;73(10):3685-9.
[2] Moertel CG, Fleming TR, Creagan ET, Rubin J, O'Connell MJ, Ames MM. | High-dose vitamin C versus placebo in the treatment of patients with advanced cancer who have had no prior chemotherapy. A randomized double-blind comparison. | N Engl J Med. | 1985 Jan 17;312(3):137-41.
[3] Creagan ET, Moertel CG, O'Fallon JR, Schutt AJ, O'Connell MJ, Rubin J, Frytak S. | Failure of high-dose vitamin C (ascorbic acid) therapy to benefit patients with advanced cancer. A controlled trial. | N Engl J Med. | 1979 Sep 27;301(13):687-90.
[4] Levine M, Conry-Cantilena C, Wang Y, Welch RW, Washko PW, Dhariwal KR, Park JB, Lazarev A, Graumlich JF, King J, Cantilena LR. | Vitamin C pharmacokinetics in healthy volunteers: evidence for a recommended dietary allowance. | Proc Natl Acad Sci U S A. | 1996 Apr 16;93(8):3704-9.
[5] Cameron E, Campbell A. | Innovation vs. quality control: an 'unpublishable' clinical trial of supplemental ascorbate in incurable cancer. | Med Hypotheses. | 1991 Nov;36(3):185-9.
[6] Leung PY, Miyashita K, Young M, Tsao CS. | Cytotoxic effect of ascorbate and its derivatives on cultured malignant and nonmalignant cell lines. | Anticancer Res. | 1993 Mar-Apr;13(2):475-80.
Geachte Schrijvers,
na het lezen van de behandeling (ondersteunend ) van kanker met vitamine C bemerk ik een klein verschil in het eerste onderzoek van Pauling en de daarna gedane onderzoeken door Moertel en Creagan (2,3) . U vermeld hierbij al dat Pauling de behandeling uitvoerde met IV vitamine C en de laatstgenoemden met oraal waarvan bekend is (zoals u zelf schrijft) dat darm en maag niet meer dan ca 1,2 gram in totaal kunnen opnemen.
Het lijkt mij dat dit een groot vershil is met het gedane onderzoek van Pauling en dat het dus niet mogelijk is om een vergelijk te maken en hierop de conclusie te trekken dat vitamine C dus weinig ondersteunend is in de behandeling.
Misschien dat ik in de tekst nog iets over het hoofd heb gezien maar de conclusie zou kunnen zijn dat oraal toegediende vitamine C weinig effect heeft en IV vitamine C wel effect met de noot dat het onderzoek niet gerandomised is.
Met vriendelijke groet
M. Wolters