Betrouwbare en onbetrouwbare complementaire behandelvormen
Om tot een goede selectie te komen van complementaire behandelingen die zinvol zijn om op te nemen binnen de geintegreerde geneeskunde, is het goed te weten hoe te selecteren. IOCOB ontwikkelde een classificatie in vijf groepen van complementaire behandelvormen, van volledig onbetrouwbaar tot zeer zinvol. Deze classificatie werd op Fusion 2007 en het congres voor integrale psychiatrie 2007 voorgelegd aan circa 1500 artsen en therapeuten. Ook is de classificatie te vinden op de website van Fusion 2007.Bij de selectie van stromingen voor geintegreerde geneeskunde zijn de interventies uit klasse I en II zinvol om op te nemen. Bij het investeren van onderzoeksgelden is deze classificatie ook behulpzaam; interventies uit klasse II en III zijn dan de meest aangewezen klasses om te onderzoeken. Verder kunnen interventies natuurlijk van de ene klasse naar de andere verhuizen, op basis van nieuwe gegevens. Zo lijkt het alsof de magneettherapie toch meer in klasse VI thuis hoort, volgend op het grote onderzoek naar magneettherapie bij acute pijn dat we op deze website besproken hebben. De classificering is dus niet statisch, maar geeft trends aan, die kunnen veranderen.
Klasse V, Volledig onbetrouwbare interventies:
-
geen enkel bewijs van werkzaamheid en veiligheid,
-
geen ondersteunende publicaties in peer-reviewed tijdschriften,
-
eventueel wel publicaties die de interventie NIET steunen,
-
de theorie die de behandelwijze ondersteunt is onbegrijpelijk,
-
er zijn zeer veel indicaties voor de interventies, zelfs op niet medisch gebied
-
de termen zijn pseudowetenschappelijk,
-
er worden absolute uitspraken over theorie en toepasbaarheid gedaan,
-
de interventie is ontwikkeld door een geïsoleerde onderzoeker met Guru eigenschappen,
-
meestal niet-artsen: biologen, natuurkundigen of ingenieurs en
-
de beoefenaars van klasse V interventies stellen zich niet toetsbaar op.
Klasse IV, Zeer twijfelachtige interventies:
-
de theorie achter de behandeling lijkt exotisch,
-
maar kan een kern van waarheid hebben,
-
vrijwel geen dierexperimenteel onderzoek,
-
geen duidelijk of consistent bewijs voor de werkzaamheid,
-
soms al aanwijzingen dat de interventie niet valide is,
-
er zijn enige indicaties dat de behandeling veilig kan zijn.
Klasse III, twijfelachtige interventies:
-
theorievorming lijkt consistent,
-
sluit aan bij onze pathogenetische en etiologische inzichten,
-
in enkele diermodellen positieve gegevens,
-
enkele kleine fase II studies zijn positief,
-
enig bewijs voor de veiligheid en de werkzaamheid,
-
onvoldoende om de behandeling als geheel te steunen.
Klasse II, mogelijk zinvolle interventies:
-
er zijn meerdere diermodellen die de therapie ondersteunen,
-
er zijn duidelijke aanwijzingen voor werkzaamheid,
-
de theorie achter de behandeling is consistent,
-
de werking van de behandeling is door diverse onafhankelijke groepen aangetoond,
-
meestal in fase II studies,
-
er bestaat bewijs voor de veiligheid.
Klasse I, zinvolle interventies:
-
de interventie is plausibel,
-
diverse diermodellen uit verschillende richtingen ondersteunen therapie,
-
er is voldoende klinisch wetenschappelijk onderzoek verricht,
-
en tevens positieve meta-analyses of systematische reviews
-
om de behandeling veilig en effectief te noemen.
Klasse V | Klasse IV | Klasse III | Klasse II | Klasse I |
Rife en Clark: Kanker, Radionica |
Biofotonen-therapie | Magneet- therapie bij pijn |
Iscador: |
Acupunctuur bij |
Kombucha thee | Levend Bloed Analyse |
Hoge doses IV vitamine C: |
Tongxinluo, Chinees kruid: angina pectoris |
Manuele therapie: aandoeningen bewegings- apparaat |
Iriscopie, |
Ozontherapie bij claudicatio, Alle vormen van Bioresonantie |
Buteyko Methode: COPD |
Q10: hartfalen, mindfulness, Qigong
|
Autogene training meditatie hypnotherapie |
Dit is zeker ook relevant voor die indeling van jullie, hoewel die van jullie veelomvattender is…
zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Evidence-based_medicine#Qualification_of_evidence
Level I: Evidence obtained from at least one properly designed randomized controlled trial.
Level II-1: Evidence obtained from well-designed controlled trials without randomization.
Level II-2: Evidence obtained from well-designed cohort or case-control analytic studies, preferably from more than one center or research group.
Level II-3: Evidence obtained from multiple time series with or without the intervention. Dramatic results in uncontrolled trials might also be regarded as this type of evidence.
Level III: Opinions of respected authorities, based on clinical experience, descriptive studies, or reports of expert committees.